Lupine (Lupinus)
Het geslacht Lupinus omvat ongeveer 200 plantensoorten, die voornamelijk in Noord-Amerika voorkomen maar ook in Europa te vinden zijn. Deze planten worden al lange tijd gebruikt, zowel als voedsel als voor decoratieve doeleinden.
In het wild hebben de meeste lupinesoorten paarse, roze of witte bloemen, maar er zijn ook gele varianten.
Door kruising en selectie zijn er voor tuinbouwdoeleinden andere kleuren ontstaan, waaronder rood en oranje. Er zijn zelfs meerkleurige rassen ontwikkeld die een opvallende sierwaarde hebben. De aantrekkelijkheid van de lupine begint eigenlijk al wanneer deze in het voorjaar uitloopt met forse, handvormige bladeren die in grote, ronde pollen groeien. Deze diepgroene bladeren hebben wel iets weg van palmbladeren. De bloei van de lupine vindt plaats tussen mei en juli, met bloempluimen in verschillende kleuren en groottes, afhankelijk van het ras. De meeste soorten hebben bloempluimen van 120 tot 150 cm, maar er zijn zowel grotere als kleinere variëteiten beschikbaar. De bloemen verspreiden een heerlijke, lichtzoete geur, die verschillende insecten aantrekt. Bijen en hommels zijn dol op lupines in de zomer.
Lupine is een niet-wintergroene vaste plant die in het najaar bovengronds afsterft. In het vroege voorjaar loopt de plant opnieuw uit om in de vroege zomer weer talrijke bloempluimen te produceren. Lupines vereisen weinig onderhoud; het wegsnoeien van dode plantendelen in de winter volstaat.
Zorg voor een zonnige tot halfschaduwrijke standplaats met goed doorlatende grond. Lupines gedijen het best op een bodem met een neutrale tot licht zure pH-waarde.
Lupine is een sterke en gemakkelijke tuinplant die zowel in bloembedden als solitair in de tuin goed tot zijn recht komt. De opvallende bloempluimen trekken de aandacht in de zomer, waardoor het een mooie en onderhoudsarme vaste plant is.